De politieke lobby



De politieke lobby. Drie hele mooie woorden (vooral de ‘de’ vind ik één van de betere lidwoorden), maar wat houden ze in? Ik houd jullie nog even in spanning..

Tijdens onze inwerkperiode zijn ook wij, vanaf dag één, benieuwd geweest naar deze illustere bezigheid. We vroegen de lobbyisten de oren van het lijf, lazen alle lobbystukken die we konden vinden. Maar hoezeer we ook ons best deden, het werd ons niet duidelijk. We moesten er gewoon een keer bij zijn. Uiteindelijk, na vele slapenloze nachten, was het dan zo ver. Ik mocht met Koen mee, op gesprek bij Jacques Tichelaar, kamerlid van de PvdA.

Bij binnenkomst keken de beveiligers van de Tweede Kamer mij met argusogen aan. Maar na uitvoerige röntgenscan van de inhoud van mijn tas, nauwkeurige inspectie van de inhoud van mijn broekzak en betasting van mijn oksels, buik en ribbenkast, was het orl korrekt. Na een rondje langs de garderobe mocht ik mij naast Koen voegen die ons bij de balie aanmeldde. Een paar minuten later werden wij opgehaald door een charmante medewerker van de heer Tichelaar, die ons door de beveiligingssluizen sluisde. We namen de lift naar het cafetarium van de Tweede Kamer en werden geleid naar de tafel waarachter de heer Tichelaar had plaatsgenomen. De volksvertegenwoordiger was een flinke portie voedsel naar binnen aan het werken, maar wist de tijd te vinden ons hartelijk te begroeten.

Wat volgde was een uurdurende monoloog, af en toe onderbroken door een hap of slok, met kleine escapades waarin Koen vragen kon beantwoorden en een enkele opmerkingen kon maken. Na afloop legde Koen ons lobbystuk op tafel, zodat de heer Tichelaar (tegen die tijd reeds omgedoopt tot Sjaak), Sjaak onze punten nog eens rustig kon nalezen. Mijn inbreng in het gesprek? Ik heb veel geglimlacht, gefronst en geknikt – verticaal én horizontaal.

Sinds die tijd hebben zijn er meer gesprekken gevoerd en is er het nodige veranderd. Hoewel elk gesprek wordt afgestemd (door ons) en beïnvloed (door de gesprekspartner(s)), hebben we een duidelijke stijl te pakken. Stef en ik, verantwoordelijken voor de lobby, zijn ideale schoonzonen die onze gesprekspartners lief doch overtuigend op het hart drukken zich toch vooral te buigen over de punten die wij aandragen. U wil toch ook kwalitatief hoogwaardig onderwijs, gemotiveerde studenten, gedreven docenten en een florerende kenniseconomie? Nou dan! Luisteren!

In de laatste lobbyronde (over leerrechten) hebben we prettige gesprekken gevoerd met de ChristenUnie, het Christen Democratisch Appèl, de Partij van de Arbeid, Lijst Pim Fortuyn en de Socialistische Partij. Komende weken volgen GroenLinks, Democraten ’66 en de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie. Tot nu toe is er helaas veel draagvlak te vinden voor de leerrechtplannen van Rutte, maar gelukkig ook veel draagvlak voor onze aanpassingen op die plannen. Aan ons de uitdaging om alle partijen met hun gezicht één kant op te krijgen, zodat er genoeg draagkracht (lees:stemmen) is voor de moties die wij laten indienen. Ik heb er in ieder geval vertrouwen in dat de harde randen van het wetsvoorstel zullen worden bijgeschaafd. Of dat voldoende is om de kwaliteit van het onderwijs te garanderen, zal moeten blijken.

(dit stuk verscheen eerder in de Bonding)

Terugblik op een bewogen jaar



Het einde van het studiejaar zit er al weer aan te komen. Normaal zou ik nu bezig zijn met mijn laatste tentamens, misschien een herexamen, en troost vinden in het feit dat de zomer er weer aan komt. Maar ondanks dat ik plannen aan het maken ben voor de zomer, is alles anders, voelt alles anders.

Het is een bewogen jaar geweest, vol met discussieren, debatteren en demonstreren. Veel dingen zijn me meegevallen: de open opstelling van veel Tweede Kamerleden; de brede politieke steun die we kregen voor onze initiatieven, ook van minder voor de hand liggende partijen; én de bereidwilligheid van zowel vakbonden (CNV, FNV) als bedrijfsleven (MKB) om ons bij te staan in onze kritiek op leerrechten.

Maar veel is me ook tegengevallen. Zo was ik oprecht geschokt door de opstelling van de belangenbehartiger van het Nederlands bedrijfsleven, VNO-NCW die zich geenszins hard maakte voor meer investeringen in het hoger onderwijs; verbaasd door de PvdA die met hun pleidooi voor marktwerking in het onderwijs de VVD rechts inhaalde; én dan had je natuurlijk Mark Rutte..

Aan het begin van het studiejaar schreef ik in mijn column over mijn afspraak met Mark Rutte: Rutte kondigde plechtig het einde aan van het loze woordentijdperk (gekenmerkt door zinnen als “Ik neem het mee” en “We zullen er naar kijken”). Voortaan, zo beloofde Rutte, zal hij concrete toezeggingen doen. De loze woorden hebben zich echter ongestoort vermenigvuldigd, en de toezeggingen zijn loos geweest als altijd. Rutte heeft vooral bewezen een handige jongen te zijn, soepel op het eerste gezicht, glad bij nadere inspectie.

Al met al kan ik terugblikken op een jaar waarin we de LSVb goed op de kaart hebben gezet: studentenhuisvesting is weer een thema dat speelt onder beleidsmakers; studenten zijn gecompenseerd voor de gestegen zorgpolis en/of goedkoop verzekerd via onze collectieve verzekering; en medezeggenschap op de universiteit is weer nieuw leven ingeblazen.

Er moet natuurlijk nog veel werk gedaan worden, maar daar laat ik mij niet door ontmoedigen. Ik heb gegeven wat ik kan en geef het stokje door aan een vers nieuw bestuur dat er weer vol enthousiasme tegenaan gaat. Aan een bestuursjaar komt een einde, maar de LSVb gaat door.

(deze column verscheen eerder in Memory Magazine)

Dagboek

(Het onderstaande is een samenvoeging van een weekweblog op Linkse Lente)



6-6-06 Linker- en rechterhand

Dit weekend was de LSVb op beleidsweekend. Samen met mijn bestuursleden en de bestuurders van onze lokale bonden, heb ik mij drie dagen lang beziggehouden met navelstaren. Zeer constructief navelstaren, dat wel: een zestal groepen komt aanstaande woensdag met een uitgewerkt plan ter bevordering van het functioneren van de vakbond. De plannen variëren van een idee voor het verbeteren van het contact tussen lokale bonden en het landelijk bestuur tot een plan om de politieke lobby naar een hoger niveau te tillen.

Hoewel ik het een bijzonder nuttig weekend vond, en gezellig ook, was er toch iets anders waar mijn gedachten naar uit gingen: leerrechten. Tussen het campagnevoeren door heeft Mark Rutte namelijk een ingrijpend plan gemaakt om het hoger onderwijs te hervormen. Elk plan kent haar goede en zwakke punten. Goede punten van dit plan zijn de uitgangspunten en de titel: ‘méér flexibiliteit, méér keuzevrijheid, meer kwaliteit’. Zwakste punt is
de inhoud: uitvoering van het plan zal leiden tot afname van de
flexibiliteit, keuzevrijheid en kwaliteit van het Nederlands hoger
onderwijs, alsmede tot een serieuze bedreiging van de toegankelijkheid van ons stelsel.

Dit alles zou niet bijzonder zijn geweest als de kamer het plan niet massaal zou steunen. Dat doet zij echter wel: hoewel partijen als de ChristenUnie, SGP, SP en GroenLinks zich zeer kritisch uitlaten, kan Rutte op brede steun rekenen in de vorm van een gelegenheidscoalitie van PvdA, VVD en CDA.

Het onderwijsveld, echter, maakt zich grote zorgen. Niet alleen zien studenten het niet zitten, ook de universiteiten wijzen de plannen massaal af. Daarnaast hebben veel partijen de afgelopen
weken van zich laten horen: zowel FNV Abvakabo, CNV Onderwijsbond als MKB Nederland lieten zich kritisch uit. Als klap op de vuurpijl heeft de Raad van State vernietigend geoordeeld over de plannen.

Dat alles mag Rutte’s pret niet drukken, want vandaag worden de leerrechten definitief behandeld in de plenaire vergadering van de Tweede Kamer en zoals het er naar uit ziet zal zijn voorstel het gewoon halen.

In situaties als deze moet ik vaak denken aan een column van Kees Schuyt over publiek onbehagen. In deze column schijft hij over een interview met de Franse socioloog Pierre Bourdieu. Ik citeer Schuyt: “De linkerhand bestaat uit alle werkers die uitvoering geven aan de typische publieke taken van de
staat (..) aan de rechterhand van de staat ziet Bourdieu de
verantwoordelijke politici, parlementsleden, hoge ambtenaren van de belangrijkste ministeries (..) Het hopeloze is, zegt Bourdieu, dat de rechterhand niet meer weet en zelfs niet meer wil weten wat de linkerhand doet. (..) De plannen die van de rechterhand van de tekentafels komen blijken keer op keer niet aan te sluiten bij de praktijkinzichten en de reëele ervaringen van de linkerhand.”

Ik ben geen voorstander van het cliché van de ‘kloof tussen burger en overheid’, maar ken geen beter voorbeeld dan leerrechten.


7-6-06 Duivels stil

De datum, 6-6-06, bleek kenmerkend voor de gang van zaken tijdens de plenaire behandeling van leerrechten. Het was duivels stil in de plenaire zaal van de Tweede Kamer, voor deze gelegenheid gevuld met welgeteld negen parlementariers.

Al waren Kamerleden “niet geheel overtuigd”, plaatsten zij “vraagtekens”, of was een en ander “niet ideaal”, de positieve stemming overheerste. Op een enkele (linkse) sneer na werd Mark Rutte dan ook poeslief behandeld en werd op zijn plannen instemmend gereageerd.

Een grote dag voor de VVD die het leerrechtenplan in de Volkskrant van vandaag een “Darwinistische stap” noemde (wat ik maar beschouw als het liberale equivalent van “revolutie”). Een zwarte dag voor de 550.000 studenten die Nederland (nu nog) telt, alsook voor de tienduizenden docenten die spoedig geconfronteerd zullen worden met opgejaagde studenten die alleen nog oog hebben voor studiepuntjes.

Natuurlijk zijn we er nog niet: de Eerste Kamer moet nog instemmen met het plan dat door de Raad van State (ik noemde het gister al) is bestempeld als “strijdig met haar uitgangspunten”. Daarbij zal, mede dankzij onze inzet, nog het nodige aan het plan bijgeschaafd worden. De 15 moties en 32 ingediende amendementen geven een goed beeld van de orde van grootte van de aanpassingen. Mijns inziens geeft dit ook aan dat er nog al wat mankeert aan het plan, wat niet zo maar te herstellen valt met een pleistertje hier en een verbandje daar. Met die gedachte wacht ik de stemming af.


9-6-06 Donkerbruin vermoeden

“Als je eenmaal bezig bent, kan je maar beter doorpakken”, zal hij gedacht hebben. Wat zijn gedachten ook mogen zijn geweest, Rutte draaft door. Gistermiddag presenteerde onze demissionaire staatssecretaris reeds deel twee van zijn onderwijshervorming: de Wet op het Hoger Onderwijs en Onderzoek (WHOO). Met mooie termen als ‘governance’, ‘vericale verantwoording’, ‘stakeholders’ en ‘zorgplichten’ probeerde hij het handjevol aanwezige journalisten in te pakken. Helaas voor hem werd met de presentatie van de WHOO ook het bijbehorende advies van de Raad van State bekend. Daarin werden zijn mooie termen verkruimeld, middels oordelen als “De Raad twijfelt over het nut en de noodzaak van de WHOO, zoals die thans wordt voorgesteld” en “De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden”.

Ik kan niet zeggen dat het advies komt als een grote verrassing. Kernpunt van Rutte’s wet is deregulering en de daarmee verbonden ‘zorgplichten’. Middels het schrappen van regels (25% minder; dat nemen ze op het ministerie zéér letterlijk) en het formuleren van zorgplichten waar onderwijsinstellingen zelf invulling aan moeten geven, tracht Rutte de ‘regeldruk’ te verlichten. Helaas is de praktijk anders. Door de afname van wettelijke kaders, moeten hogescholen en universiteiten zelf de gaten opvullen. Als leidraad wordt hen daarvoor zorgplichten opgelegd, geformuleerd in termen als ‘degelijk bestuur’ of ‘volledige medezeggenschap’. Wát dan precies degelijk bestuur is of in welke vorm een medezeggenschap volledig is, dat is aan de desbetreffende instelling om uit te vechten. Of beter gezegd: dat wordt beslecht tussen het College van Bestuur en de medezeggenschapsraad. Hiermee raakt Rutte een gevoelig punt van de LSVb: een goede organisatie van medezeggenschap is op deze manier het resultaat van onderhandelingen tussen een ervaren club van bestuurdes (het CvB) en een stel enthousiaste jongeren (de jaarlijks wisselende studentenraad). Het behoeft geen uitleg in wiens voordeel die beslissing zal vallen. Zijn mooie woorden ten spijt is de student dus nog altijd overgeleverd aan de goede wil van bestuurders.

Naast bovengenoemde punten van kritiek sprak de Raad van State zich uit over “de uit de zorgbepaling voortvloeiende rechtsonzekerheid”, concludeerde dat “niet duidelijk is welke visie op de toekomst van het gehele stelsel ten grondslag ligt aan de voorgestelde structuurwijziging” en herinnerde Rutte nog eens fijntjes aan het eerdere advies over leerrechten: “De Raad heeft op 7 oktober 2005 advies uitgebracht over de invoering van leerrechten, die in de WHOO niet wezenlijk anders zijn geregeld dan in het eerdere wetsvoorstel. De Raad handhaaft de bezwaren die hij in zijn advies heeft verwoord.” Ik geef toe: ik kan nog regels en regels doorgaan met het citeren van het advies, ik voel mij sterk gesteund door de Raad van State, dit geeft hoop. Toch heb ik een donkerbruin vermoeden dat Rutte iets anders met deze bundel papier gaat doen, dan het lezen.


10-6-06 Zwarte gat

Met het weekend, komt een einde aan wat voor mij een zeer hectische week was. Waar ik begin van de week nog bij aan het komen was van de uitslag van de VVD-verkiezingen, moest ik dinsdag slikken dat leerrechten er echt lijken te gaan komen en mocht ik donderdag kennisnemen van weer een nieuw project van onze ambitieuze staatssecretaris. De samenzweringsdenker in mij ziet deze samenloop van omstandigheden als misbruik makend van het feit dat mijn bestuursjaar er binnenkort op zit, mijn meer realistische kant houdt het bij de constatering dat het zogenaamde ‘zwarte gat’ na mijn aftreden des te groter zal zijn; het lijkt een understatement, maar het wordt weer wennen als ik volgend jaar als student aan de slag ga.

Doe maar niet



Vandaag neemt de Kamer een belangrijk besluit over het al dan niet invoeren van leerrechten in het hoger onderwijs. Leerrechten zijn persoonsgebonden rechten van studenten op door de overheid gefinancierd onderwijs. Een 'rugzakje' met een periode waarin de student recht heeft op het (lage) wettelijke collegegeld en de universiteit of hogeschool op bekostiging. Meer flexibiliteit, keuzevrijheid, kwaliteit en minder administratieve lasten, dat beoogt het kabinet met deze zeer ingrijpende verandering. Maar worden deze doelen ook bereikt? Universiteiten en studenten menen van niet.

Universiteiten hebben onlangs het bachelor-mastersysteem ingevoerd. Deze fundamentele verandering legde de basis voor flexibiliteit, vernieuwing en kwaliteitsverbetering. Leerrechten dragen daar niets aan bij: het zet studenten nog meer op rantsoen en werpt tal van financiële beperkingen op. Onder de modieuze vlag van marktwerking wordt studeren steeds meer consumeren en de student onderwijsconsument.

Met het opleiden van jonge mensen voor de wetenschap, met bevlogen en betrokken docenten of excellent onderwijs heeft dit niets te maken. De zo vurig gewenste kennissamenleving komt er geen stap mee dichterbij. Het resultaat van leerrechten belooft vooral bureaucratie, een systeem van rekenarij waarvan studenten en universiteiten de dupe worden. Het forse aantal amendementen en moties is tekenend voor de complexiteit en de vele losse eindjes.

Inmiddels lijken de leerrechten er hoe dan ook te komen. Argumenten en waarschuwingen uit het hoger onderwijs en de scherpe kritiek van de Raad van State tellen niet. De afgelopen jaren is het bekostigingssysteem van universiteiten vaker veranderd. Voor het eerst lijkt een systeem te ontstaan dat absoluut niet aansluit bij de manier waarop studenten studeren en keuzevrijheid nodig hebben. Waar is het draagvlak voor deze stelselherziening? Het ontbreekt bij studenten, bij docenten, bij universiteiten. Deze situatie is even uniek als treurig.
Wij hopen dat niet het politieke spel, maar de behoefte van de samenleving de leidraad voor de beslissing wordt.

(Dit gezamenlijk opiniestuk van Ed d'Hondt (VSNU), Evelien van Roemburg (ISO) en mijzelf verscheen eerder in de Volkskrant)

Jij bepaalt!



Eind maart 2005 solliciteerde ik voor het bestuur van de Landelijke Studenten Vakbond. Naast dat ik het zag als een uitdaging en een enorm leerzame ervaring kwam mijn motivatie voort uit mijn onvrede met medezeggenschap in de wereld van het onderwijs. Vanuit mijn ervaring in de opleidingscommissie van mijn studie zag ik een slecht functionerende facultaire studentenraad en had ik geen flauw benul waar de centrale studentenraad zich mee bezig hield. Omdat ik het onmogelijk achtte de medezeggenschapsstructuur van binnen uit te veranderen, dacht ik deze kwesties het beste aan te kunnen pakken bij een landelijke studentenbond.

Al voor mijn verkiezing als voorzitter werd mij een interview afgenomen, waarin ik mijn mening niet onder stoelen of banken schoof. De facultaire raden moesten worden afgeschaft; daar zaten alleen maar schreeuwerige studenten in zonder bestuurservaring. Zo werd het opgetekend. Wat miste in het artikel was wat er voor in de plaats moest komen: instemmingsrecht voor opleidingscommisssies over de eigen OER en de creatie van een nieuw inter-opleidingsniveau, waarop besloten zou worden over zaken die meerdere opleidingen aangaan. En bovenal: een pleidooi voor ongedeelde raden.

Sinds de aanvang van mijn bestuursjaar is mijn beeld over de medezeggenschap flink genuanceerd. Mensen met veel kennis en ervaring toonden mij ook de goede voorbeelden en lieten me de enorme verschillen zien tussen universiteiten en hogescholen. Het belangrijkste wat ik leerde: een goede medezeggenschap staat of valt bij de goede wil van het College van Bestuur.

Op dit moment zijn de ambtenaren van de staatssecretaris druk schrijvende aan een nieuwe Wet op het Hoger Onderwijs en Onderzoek (met de feestelijke titel ‘WHOO’) waarin hogescholen en universiteiten grotendeels vrij worden gelaten hoe ze de medezeggenschap indelen. Kiezen ze voor opleidingscommissies, school- of facultaire raden en een centrale medezeggenschapsraad? Schaffen ze de opleidingscommissie af of juist de facultaire raad? Kiezen ze voor gedeelde of ongedeelde raden? Zelfs de rechten en plichten van raden komen ter onderhandeling op tafel. Al deze vragen moeten beantwoord worden door het CvB én de centrale medezeggenschapsraad. Dat wordt een zware last voor de medezeggenschap, kan je zeggen. Ik hou het op een enorme kans om de boel eens goed te regelen, om je rechten en plichten voor eens en altijd keihard te verankeren. In ieder geval staat er veel op het spel.

In deze context bevinden we ons nu. De medezeggenschap zal de komende jaren een belangrijke rol hebben in het bepalen van haar eigen toekomst. Moeilijke tijden, spannende tijden, tijden vol met mogelijkheden. Wie gaan deze zaken de komende tijd aanpakken? Dat bepaalt de kiezer, de student. Dat bepaal jij!

Een nieuwe wind



Begin mei zal de Tweede Kamer zich uitspreken over de onderwijshervormingsplannen van staatssecretaris Rutte, de beruchte ‘leerrechten’. ABVAKABO FNV en de Landelijke Studentenvakbond (LSVb), belangenbehartigers van respectievelijk docenten en studenten in het hoger onderwijs, maken zich grote zorgen over deze plannen.

Er waait een nieuwe wind door het Hoger onderwijs. Een wind waar wij niet altijd even blij mee zijn. Het hoger onderwijs wordt steeds meer gezien als een markt waarin de student de klant is en de docent de verkoper. Wij zien de relatie tussen studenten en docenten echter heel anders. Docenten moeten geen kennis verkopen, maar inspirerend onderwijs geven. Studenten kopen geen kennis, maar zijn actief in een kennisinstelling; zij studeren en werken samen met docenten aan de ontwikkeling van nieuwe kennis. Misschien lijken deze opvattingen op hetzelfde neer te komen, maar niets is minder waar.

Als het hoger onderwijs bestaat uit een verzameling van kenniswinkels dan is de conclusie snel getrokken. Zodra de consument het product immers niet aanstaat, gaat hij naar een andere winkel toe. De kenniswinkels zijn voor hun voortbestaan afhankelijk van het aantal klanten dat zij binnenhalen. Met het vertrek van de consument verliest de kenniswinkel een potentiële bron van inkomsten. Reeds binnengehaalde klanten zullen niet snel afhaken; daarvoor zijn de belangen te groot. Welke student staat er immers om te springen om over te stappen naar een nieuwe universiteit of hogeschool, door deze overstap studievertraging op te lopen en opnieuw op zoek te moeten naar een kamer en een sociaal netwerk?

Universiteiten en hogescholen doet er daarom goed aan om hun PR in te stellen op het binnenhalen van zoveel mogelijk studenten. In de praktijk betekent dit dat potentiële studenten worden getrokken met glossy folders en mooie gadgets. De onderwijsinhoudelijke kant van het verhaal wordt naar de achtergrond gedreven of verpakt in mooie oneliners die ver afstaan van de realiteit. Onvermijdelijk brengt dit een verschuiving van financiële middelen met zich mee, waardoor er minder geld beschikbaar is voor de primaire taak van het bieden van onderwijs. Daarnaast zullen bestuurders van instellingen een sterke neiging voelen om interne kritiek te smoren. Op de Radboud Universiteit werd reeds de digitale universiteitskrant ontoegankelijk gemaakt voor buitenstaanders. Bij de Hogeschool Inholland werd kritiek van de studenten op de onderwijsinstelling niet gewaardeerd. Dit staat haaks op een onderwijsinstelling waarin docent en student samen het onderwijs maken.

Wij geloven niet dat de vermarkting een kwaliteitsimpuls geeft aan het onderwijs. Wij willen dat er weer ruimte wordt gegeven aan docenten om inspirerend onderwijs te geven. Wij willen de ruimte voor studenten en docenten om samen te werken aan het verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs. Kortom: Wij willen een einde aan het commerciële denken in het hoger onderwijs waarin concurrentie prioriteit krijgen boven kleinschalig, efficiënt en inspirerend onderwijs met goede kwaliteit. Het leerrechten-systeem zal niet de gewenste kwaliteitsimpuls geven. Laten we dus ophouden met creëren van schijnoplossingen en op zoek naar een beleid dat wél de broodnodige stimulans geeft aan het hoger onderwijs.

(dit gezamenlijk opiniestuk van Arno Lammeretz (ABVAKABO FNV) en mijzelf verscheen eerder in het Reformatorisch Dagblad)

Vuur in de collegezaal



Aan het begin van mijn jaar gaf ik een interview aan het NRC. Vuur in de collegezaal was de titel, Studenten willen graag harder werken de subtitel. Met de hele leerrechtendiscussie is dát punt volledig ondergesneeuwd, terwijl dat toch de essentie raakt van waar de LSVb zich hard voor maakt.

Natuurlijk moet onderwijs toegankelijk zijn voor studenten; mogen financiele overwegingen geen rol spelen in de studiekeuze en is het de rol van onze overheid om te voorzien in de randvoorwaarden voor een goede studietijd: een bord op tafel, een dak boven het hoofd. Maar daarmee is ook een tegenprestatie van de student vereist. Natuurlijk dien je óók op te komen dagen bij je werkgroepen, de stof bij te houden en je in te zetten voor je studie.

De vraag is: hoe verenig je deze eisen, waar ligt de balans tussen wat je een student moet bieden en wat je van hem of haar kunt verlangen? Dáár zou de discussie over gevoerd moeten worden en dát is ook precies waar Rutte de fout in gaat.

Rutte heeft maanden met de Kamer onderhandeld over hoe lang studenten mogen uitlopen op hun studie; over welke financiele prikkels er voor zullen zorgen dat ze sneller studeren; en over hoe je universiteiten laat ‘voelen’ wat studenten vinden van de onderwijskwaliteit.

Daarmee schiet hij volledig voorbij aan de kern van de zaak: hoe voorkóm je dat studenten studievertraging oplopen; en hoe verbeter je samen met studenten de kwaliteit van het onderwijs. Natuurlijk is daar geen eenduidig antwoord op te formuleren, natuurlijk moet daar onderzoek naar worden gedaan. Maar Rutte doet geeneens een poging. Het eerste wat in mij opkomt is: begeleid studenten in hun studiekeuze, verbeter de kwaliteit van de studiebegeleiding en geef de medezeggenschap de instrumenten die ze nodig hebben om problemen te signaleren en op te lossen.

Vervolgens kun je praten over het stimuleren van talent: hoe zorg je dat studenten die méér willen ook de uitdaging vinden die ze zoeken? Ik denk dat de oplossing niet ligt in het aanbieden van ‘topmasters’ (als het aan Rutte ligt, met bijbehorende ‘topcollegegelden’) of het invoeren van een strenge selectie aan de poort. Het is niet zo ingewikkeld: maak het mogelijk voor studenten om extra vakken te volgen bovenop hun normale curriculum, ook aan een andere universiteit. Organiseer wekelijks een extra bijeenkomst voor studenten die meer verdieping willen. Laat ze een extra boek lezen en erover discussiëren met hun docent.

Pak de praktische probleempjes aan: maak een rooster op maat, verschuif een tentamendatum of biedt een mondeling aan als dat zo beter uitkomt. Het zijn vaak de kleine dingen die studenten frustreren en belemmeren. Het zijn even zo goed vaak de kleine dingen die hen stimuleren en motiveren.

Met zijn mooie woorden ‘excellentie’, ‘efficiëntie’ en het ‘ontplooien van talent’ is Rutte nooit verder gekomen dan wat luchtbalonnetjes. Naarmate het jaar vordert wordt het beeld scherper: Mark Rutte - veel praatjes, weinig daden.

(dit opinieartikel verscheen eerder op ScienceGuide)

Dat kan béter



De ‘leerrechtenwet’ van staatssecretaris Rutte, die in mei definitief wordt behandeld in de Tweede Kamer, kan inhoudelijk veel beter, stellen de Landelijke Studentenvakbond LSVb en MKB-Nederland. Leerrechten – een constructie waarmee de bekostiging de student volgt, die onderwijs ‘inkoopt’ – moeten ook flexibel inzetbaar worden voor korte periodes. Daarbij moeten leerrechten langer dan maximaal één jaar kunnen worden bewaard; ‘een leven lang leren’ is immers het credo. Tot slot moeten in de leerrechtenwet stevige garanties komen voor goede beroepskeuzevoorlichting en begeleiding van studenten in het onderwijs. Hier zijn zowel studenten als de arbeidsmarkt bij gebaat, benadrukken de LSVb en MKB-Nederland.

MKB-Nederland, de werkgeversorganisatie voor het midden- en kleinbedrijf, geldt als belangrijke afnemer van het hoger onderwijs. Gemiddeld vindt 40 tot 50 procent van de studenten een baan in het mkb. MKB-Nederland is voorstander van invoering van een systeem van leerrechten. De LSVB daarentegen is géén voorstander van de invoering hiervan. Als de leerrechtenwet echter wordt aangenomen zijn de LSVb én MKB-Nederland gezamenlijk van mening dat de doelstellingen van de leerrechtenwet – meer flexibiliteit en keuzevrijheid en betere kwaliteit van het onderwijs – in het huidige voorstel te weinig worden gerealiseerd. De wet kan op een aantal punten een stuk beter.

In vergelijking met de huidige situatie is er als de leerrechten zijn ingevoerd eerder een beperking van de flexibiliteit te verwachten dan een vergroting daarvan. Zet een student het leerrecht in, dan betaalt deze het wettelijk vastgesteld collegegeld; zijn de leerrechten al volledig gebruikt, dan betaalt de student een hoger collegegeld. Naar schatting zal dit collegegeld 8.000 tot 15.000 euro bedragen. Beëindigt een student op dit moment zijn studie nog tijdens het studiejaar, dan krijgt deze het te veel betaalde collegegeld terug. Leerrechten daarentegen worden eenmalig ingezet en is de student vervolgens kwijt. Een foute studiekeuze kost de student daarmee straks minstens een half jaar bekostiging.

Leerrechten bieden juist de mogelijkheid om het concept van een leven lang leren daadwerkelijk te ondersteunen. Voor de arbeidsmarkt is het van belang om resterende leerrechten te kunnen bewaren en (jaren) later alsnog te kunnen inzetten voor bijscholing of omscholing. In de huidige plannen wordt daar nauwelijks in voorzien. Dit is een gemiste kans om het ‘leven lang leren’ vorm te geven en te stimuleren, vinden MKB-Nederland en de LSVb.

Hoeveel leerrechten de student ook ‘over’ heeft, er mag in het huidige voorstel maximaal één jaar worden bewaard! Daarnaast kunnen leerrechten alleen worden ingezet voor studieonderdelen van een half jaar; bij een kortere inzet zijn studenten de leerrechten voor een half jaar kwijt. Dit stimuleert studenten weinig om de studie zo effectief mogelijk af te ronden.

Daarom moeten studenten alle resterende leerrechten kunnen behouden, benadrukken de LSVb en MKB-Nederland. Niet voor niets wordt gesproken over het persoonlijk leerrecht. Een student moet beloond worden voor een snelle effectieve studie, een persoonlijke prestatie die staat voor een werkhouding die in mkb-bedrijven hogelijk wordt gewaardeerd.

Voor echte flexibiliteit, grotere inzet en keuzevrijheid is dus meer nodig dan nu in het voorstel van Staatssecretaris Rutte wordt geboden. De LSVb en MKB-Nederland willen dat de leerrechten worden opgedeeld in kleinere eenheden, inzetbaar voor korte periodes, zodat een gerichte tijdelijke overstap naar een andere hogeschool of universiteit geen negatieve financiële gevolgen met zich meebrengt. Vooral in de eindfase van de studie zijn kleinere leerrechteenheden essentieel, net als later tijdens het uitoefenen van de functie.

De eerste twee jaren zouden studenten eventueel leerrechten van een jaar kunnen krijgen, aangezien studenten na een goede keuze meestal niet van hogeschool of universiteit veranderen. Voor universiteiten en hogescholen levert dat een vaste financiële buffer op. Daarbij moet wel een uitzondering worden gemaakt voor studenten die door een foute keuze binnen een half jaar van studie veranderen. In het derde en vierde jaar moeten bij de leerrechten kleinere eenheden mogelijk zijn, dit stimuleert dat studenten bewuste keuzes te maken voor studieonderdelen aan bepaalde hogescholen of universiteiten.

MKB-Nederland en de LSVb vinden het bovendien van belang dat hogescholen en universiteiten hierdoor ‘kleur moeten bekennen’ en zich meer specialiseren, opdat studenten vakken volgen waar die het meest optimaal worden gegeven. Op deze manier gaat de kwaliteit van het hoger onderwijs ook daadwerkelijk omhoog.

Kwaliteit staat of valt ook met een goede begeleiding bij de studiekeuze. Studenten moeten daarom al in een vroegtijdig stadium van het voortgezet onderwijs worden begeleid naar de juiste studie- en beroepskeuze. Dat kan alleen door heldere en onafhankelijke voorlichting, inclusief een zo goed mogelijk beeld van de arbeidsmarktperspectieven van de verschillende beroepen. Keuzes van studenten en behoeften van de arbeidsmarkt lopen immers steeds meer uiteen. Juist voor deze beroepskeuzevoorlichting en -begeleiding moeten in de wet stevige garanties komen, benadrukken de LSVb en MKB-Nederland.

Beide organisaties roepen de Tweede Kamer op om wanneer ze instemmen met deze grote hervorming , ook alles uit dit systeem te halen wat er in zit!

(dit gezamenlijk opiniestuk van Gertrud Visser–van Erp en mijzelf verscheen eerder in De Volkskrant)

Er blijft maar één voorstander over



Tijd voor wat burgerlijke ongehoorzaamheid. Hoewel ik accountancy en intermediairs interessante thema’s vind, wijd ik deze column liever aan iets wat álle studenten aangaat: leerrechten. Al een jaar zoemt de term rond. Eerst was de algemene opvatting “Het waait wel over”, later veranderde dat in “Het zal mijn tijd wel duren”. De meeste studenten weten wel dat er iets in de lucht hangt, maar weten zij ook dat gepland staat leerrechten al in 2007 in te voeren?

Wat zal dat betekenen voor jou als student? Een kort overzicht. Leerrechten in acht woorden: het recht om te betalen voor je onderwijs; Een leerrecht is het recht om een half jaar te studeren en daar het wettelijke collegegeld voor te betalen. Bij aanvang van je studie krijg je genoeg leerrechten om één bachelor en één master te doen, met een jaar uitloop. Doe je er langer over dan bepaalt je hogeschool of universiteit voor je hoeveel je aan collegegeld gaat betalen. Hoewel daar eerst een maximum op zou komen te liggen van € 3.000, is de hoogte alsnog vrijgegeven (om een indicatie te geven: in Leiden wordt op dit moment voor sommige studies € 10.000 gevraagd aan 30 plussers en buitenlandse studenten).

Belangrijk om te beseffen is dat deze leerrechten losstaan van je studiefinanciering. De prestatiebeurs bedraagt nog altijd hetzelfde en duurt maximaal vier jaar – onafhankelijk van hoe lang je studeert en hoeveel collegegeld je betaalt. Daarnaast worden schakeljaren (hbo-wo) niet bekostigd, moet je je tweede studie zelf betalen en ben je voor bestuurswerk of ziekte aangewezen op je school of universiteit.

“Mooi kut”, hoor ik je denken. Is er nog hoop? Die is er. Het wetsconcept leerrechten wordt deze maand behandeld in de Tweede Kamer en de kamerleden houden hun oren gespitst. Hoewel de LSVb het voortouw neemt in het protest tegen leerrechten, versterkten vorige maand ook de universiteiten hun verzet en uitten de hogescholen hun bedenkingen. Ook onder docenten en studiedecanen morrelt het. Zo langzamerhand blijft er maar één iemand over die voorstander is van de plannen: de bedenker, Mark Rutte zelf. Misschien wordt het tijd dat hij zich stort op zijn nieuwe toekomst als partijleider van de VVD. En Mark, vergeet je niet je leerrechtplannen met je mee te nemen als je weggaat?

(deze column verscheen eerder in Memory Magazine)

Kenniseconomie?



Ik bespeur een sterke inconsistentie tussen het doel van de overheid op het gebied van het onderwijs en de middelen die ze daarvoor inzet. Nederland is immers een kennisland, met een kennissamenleving en een kenniseconomie en moet het gevecht aangaan met de internationale concurrentie. Hoe? Door studenten zoveel mogelijk af te knijpen; de gefinancierde studieduur te verkorten; de collegegelden te verhogen; en door de mogelijkheid voor specialisatie binnen de studie en relevante activiteiten buiten de studie in te perken.

Nederland geeft als percentage van het Bruto Binnenlands Product in vergelijking met andere landen zeer weinig uit aan het hoger onderwijs. De uitgaven van Nederland liggen lager dan alle omringende landen en dan zowel het OESO- als EU-gemiddelde. Dit terwijl Nederlandse studenten meer aan hun studie bijdragen dan studenten in de meeste andere landen. De kosten stijgen ruim boven het EU- en OESO-gemiddelde, slechts de Verenigde Staten vragen een grotere bijdrage van studenten.

Mark Rutte’s beruchte ‘leerrechten’ zullen geen ommekeer brengen in deze situatie. Sterker nog: de sfeer zal vergrimmen, het klimaat zal verslechteren. Rutte verwacht dat leerrechten een “stevige stimulans voor de kwaliteit en doelmatigheid van het hoger onderwijs” geven, “zonder dat dit minder toegankelijk wordt” . Daarbij maakt hij mijns inziens twee kleine denkfouten: leerrechten zullen de kwaliteit van het hoger onderwijs juist verslechten en het hoger onderwijs zal minder toegankelijk worden.

‘Leerrechten’ is een financiële maatregel, gebaseerd op drie pijlers: de collegegeld-systematiek; het stelsel van studiefinanciering; en de bekostiging van onderwijs-instellingen. Rutte’s plan is dat slechts één bachelor en één master worden bekostigd. Doe je meer dan een jaar te lang over je bachelor en/of meer dan een halfjaar te lang over je master, dan betaal je een stuk meer collegegeld. Het feit dat Nederland na het Verenigd Koninkrijk reeds het hoogste collegegeld heft van heel Europa lijkt hem even ontschoten te zijn. Het laatste onderdeel van Rutte’s masterplan is het baseren van subsidie aan de onderwijsinstellingen op basis van het aantal inschrijvingen en het aantal studenten dat een diploma haalt. Het nieuwe financieringsstelsel moet studenten financiële prikkels geven en een grotere concurrentie tussen onderwijs-instellingen teweeg brengen.

Het is onwaarschijnlijk dat studenten door financiële prikkels sneller, harder en beter zullen studeren. Veel waarschijnlijker is dat zij zich volledig zullen richten op het behalen van die broodnodige studiepuntjes. Het resultaat? Een zesjesklimaat.

Een van de economische basiswetten is dat voor volledige concurrentie volledige informatie nodig is; consumenten moeten op de hoogte zijn van hun mogelijkheden. Juist dit punt is niet gerealiseerd op het gebied van onderwijs. Opleidingen zijn veelal niet vergelijkbaar, en waar zij dat wel zijn ontbreekt volledige informatie en zijn verschillen en overeenkomsten lastig te herkennen. Tevens worden opleidingen in de nieuwe bekostigingssituatie niet gestimuleerd tot een goede informatievoorziening. Daar er heel veel op het spel staat, is de neiging tot het wegmoffelen van problemen des te groter.

Rutte graaft met zijn plannen een enorme valkuil waarin hij de kwaliteit van het hoger onderwijs wil lokken. Aan de ene kant worden instellingen sterk afhankelijk van het aantal studenten dat zich aanmeld, aan de andere kant zijn studenten bang om studievertraging op te lopen. Het gevolg: studenten zullen op die opleidingen afkomen waar ze zonder al te veel moeite hun papiertje kunnen halen in zo kort mogelijke tijd. Geen objectief informatiesysteem of goed functionerende medezeggenschapsorgaan kan daar iets aan veranderen.

(dit opiniestuk verscheen eerder in Folia Civitatis [PDF,p.19] )

Marktdenken

(onderstaande is een reactie op Jaap Dronkers in Het Betoog, zaterdag 28 januari 2006)



Er is de laatste tijd veel te doen geweest over onderwijs. Een ieder had wel wat te klagen, maar oplossingen bleven uit. Met plezier vernam ik dan ook het onderwerp van het eerste artikel in de reeks De Sociale Agenda. Er zouden oplossingen geboden worden en niet door de minste denkers. Jaap Dronkers, een autoriteit op het gebied van de onderwijssociologie zou zijn licht laten schijnen op onderwijs. Mijn hoop was groot. Ik kwam bedrogen uit.

Want wat stelt Dronkers voorop in zijn oplossing voor de geconstateerde problematiek? Concurrentie. In de uitgebreide versie van zijn betoog, schrijft hij:

Essentieel voor het bestaan van die concurrentie tussen scholen is het bestaan van meerdere aanbieders van hetzelfde onderwijs. Als in een regio feitelijk maar één aanbieder van een bepaald onderwijstype aanwezig was, was de effectiviteit van de scholen in die regio lager.

Het is een trend die ik de laatste tijd vaak waarneem. Hoe geven we een extra impuls aan de energievoorziening? Hoe zorgen we dat treinen rijden zonder vertraging? Hoe garanderen we goede medische zorg voor alle burgers? Het antwoord: we laten het over aan de markt. Toegepast op het onderwijs leidt dit tot de volgende denkbeelden: onderwijs als markt, de school als onderwijsfabriek of leerwinkel, de student als consument.

Ook ik heb mijn portie Adam Smith gehad (Ik heb het over zijn standaardwerk An Inquiry into the Nature And Causes of the Wealth of Nations uit 1776). De bakker bakt het brood, de boer bebouwt het land, de slager slacht het vlees. Waarom? Niet omdat ze jou van voeding willen voorzien, maar omdat ze geld willen verdienen. Zij realiseren het aanbod, zij voorzien in de vraag. In Smiths' woorden:

"It is not from the benevolence of the butcher, the brewer, or the baker that we expect our dinner, but from their regard to their self-love, and never talk to them of our own necessities but of their advantages."

Adam Smith had natuurlijk gelijk: we leven niet op een aardbol gevuld met medemenslievende altruïsten. Zijn mensbeeld is cynisch, maar waar. Deze gedacht is momenteel zo wijdverbreid dat de overheid haar beleid er van afleidt. Voor een deel gaat dat goed: neem bijvoorbeeld de privatisering van de postmarkt of de telefonie. Voor een deel gaat dat niet zo goed: werp een blik op je zorgpolis. Willen we geen blind beleid maken, dan moeten we lering trekken uit onze ervaringen. En wat leren die ons? Sommige zaken kan je maar beter niet over laten aan de markt.

Ook het hoger onderwijs valt ten prooi aan dit marktdenken. Onder het mom van een ‘terugtredende overheid’ draagt de staatssecretaris van onderwijs zo veel mogelijk over aan de markt. De bekostiging van hogescholen en universiteiten wordt gekoppeld aan het aantal ingeschreven studenten. Om hoofd te bieden aan deze onzekere financiële, zetten de onderwijsinstellingen alles op alles om studenten binnen te halen. In de ogen van de staatssecretaris zal deze concurrentie ertoe leiden dat instellingen elkaar aftroeven op basis van de kwaliteit van het aangeboden onderwijs: de een heeft zijn zaakjes nóg beter op orde dan de ander.

Helaas, de praktijk is anders. Wie de jaarlijkse studiebeurs, gehouden in de jaarbeurs te Utrecht, binnenloopt krijgt hier een duidelijk beeld van. De circa 88,000 bezoekers van deze beurs worden overgoten met flitsend neonlicht, overspoeld met gratis prullaria en overdonderd door hitsige promotiemedewerkers. De werkelijkheid van concurrentie is er geen van kwaliteit maar van reclame, marketing en propaganda. Het kabinet spreekt over een ‘terugtredende overheid’, ik noem het weglopen. Het wordt tijd dat de overheid haar verantwoordelijkheid neemt.

(een bewerking van dit artikel verscheen eerder in de Volkskrant)

Helderheid



Staatssecretaris Rutte noemt het transparancy, wij noemen het helderheid. Studenten moeten kunnen zien waarvoor en waartussen ze mogen kiezen. Dit alles in het kader van een beter afgewogen studiekeuze. Om die keuze mogelijk te maken hebben we een heus studiekeuzeportal opgericht. Zal daar gebruik van worden gemaakt? Even recapituleren hoe ik zelf heb gekozen, een paar jaar geleden.
Braaf als ik was, ben ik reeds in de vierde klas van de middelbare school gaan nadenken over wat ik later zou gaan studeren. Ik woonde in Amsterdam, dus had de keuze uit twee universiteiten: de VU en de UvA. Dat er meer steden waren in Nederland, kwam ik pas later achter. Dat er meer dan honderd hbo- en mbo-opleidingen worden aangeboden in Amsterdam, moest ik niets van weten.
Na wat rondvragen en -kijken viel ook al snel de VU af. Waarom? De VU had een lelijk gebouw dat zich bevond in een buitenwijk van Amsterdam. Toen was het zaak een opleiding te kiezen. Op basis van wat informatie op de website, een voorlichtingsbijeenkomst en een dagje proefstuderen viel de uiteindelijke keuze.

Was dat een gewogen beslissing? Ik denk het niet. Nu wil ik niet beweren dat je niet mag meewegen hoe en waar je school of universiteit is gelegen, hoe het studentenleven is en hoe het aanvoelt. Ik heb in mijn keuze echter een paar opties over het hoofd gezien en ik vermoed dat ik daarin niet de enige ben.
We moeten als scholieren bewuster omgaan met de keuze van onze vervolgopleiding. Nederland heeft een schatrijk aanbod van bachelor-, master- en mbo-opleidingen, maar slechts een enkeling is zich er bewust van. Je verwacht toch iets meer interesse van studenten voor hetgeen ze zich voor 3, 4 of zelfs 6 jaar aan verbinden?
Dit vereist zowel de inzet van de middelbare school als een mentaliteitsverandering van de leerling. Scholieren moeten intensief worden begeleid bij hun studiekeuze, geprikkeld worden door de mogelijkheden die ze geboden worden en aangesproken door rolmodellen van hun studierichting.

Ook Rutte heeft hier een rol in. Want áls een scholier de moeite neemt om op zoek te gaan, zorg er dan ook voor dat hij vindt wat hij zoekt. De staatssecretaris kan erop toe zien dat (hoge)scholen en universiteiten objectieve informatie geven en eerlijk, helder zijn in hun communicatie. Het moet afgelopen zijn met de inhoudsloze promotiespotjes, aanlokkelijke goodies om de aankomende student mee te verleiden en peperdure imagocampagnes waaraan het halve onderwijsbudget opgaat. Tót die tijd hebben wij de Carrièrebeurs.


(deze column verscheen eerder in Memory Magazine)

Leenangst



Het gisteren gepresenteerde onderzoek over leengedrag van studenten, in opdracht van het ministerie van Onderwijs (OCW), bevestigt wat de LSVb al jaren zegt: er heerst grote leenangst onder studenten en deze angst is niet makkelijk te ondervangen. De oplossing ligt in een nieuw stelsel van studeren zonder zorgen: Studietax.

Door de afnemende studiebeurs in de afgelopen decennia zijn studenten steeds meer aangewezen op alternatieve inkomsten. In tegenstelling tot staatssecretaris Ruttes pleidooi voor ”investeren in jezelf” zien studenten lenen als een noodzakelijk kwaad. De praktijk is dan ook werken, en niet lenen. En de tijd die studenten besteden aan werken gaat af van hun studietijd.

Uit het onderzoek wordt duidelijk dat individuele leningen geen oplossing zijn; de leenangst zit diepgeworteld. Reeds in 2003 presenteerde de LSVb, samen met PvdA en GroenLinks, een alternatief plan: een stelsel van Studietax. In dit stelsel krijgen studenten gedurende hun studietijd een beurs die voldoet in hun levensonderhoud en studiekosten. Na beëindiging van hun studie storten studenten via een heffing op hun inkomstenbelasting gedurende enkele jaren geld in een op te richten hoger onderwijsfonds. Vanuit dit fonds wordt de beurs van toekomstige studenten betaald. Op deze wijze dragen studenten naar rato van inkomen bij aan de kenniseconomie en kunnen ze zich zonder zorgen richten op hun studie.

Het voorstel is financieel doorgelicht door het Centraal Planbureau en begrotingstechnisch haalbaar bevonden. Toch heeft het kabinet een andere lijn uitgezet. Een lijn die ons inziens weinig vruchten zal afwerpen. Eind maart ligt Ruttes leerrechtenplan bij de Tweede Kamer. De LSVb roept de Kamerleden op de resultaten van het onderzoek serieus te nemen en op zoek te gaan naar een alternatief voor de geconstateerde problemen.

(dit opiniestuk verscheen eerder in het Reformatorisch Dagblad)