Geen dorpsgek, maar Jan Jacob van Dijk



Na afloop van het Dreesseminar "Wat te doen met 1000 miljoen?" ontmoette ik Jan Jacob van Dijk. Op het seminar was gesproken over de actuele problematiek van het onderwijs en de maatregelen die de politiek juist wel of juist niet zou moeten nemen. Gerrit Zalm zat de middag voor, Martin Sommers maakte een praatje, Prof. Jaap Dronkers zorgde voor de wetenschappelijke onderbouwing en Arnold Heertje hield zijn gebruikelijke tirade. Na de inleidingen kreeg een viertal politici de gelegenheid te reageren. Jasper van Dijk (SP) zette enkele kritische kanttekeningen, Staf Depla (PvdA) zette zijn visie uiteen en Rita Verdonk (VVD) was het eigenlijk met alles wel eens.

Eén politicus had op het seminar duidelijk zijn verhaal niet kunnen doen, want op de borrel moest hij nog het nodige kwijt. Ik heb het over Jan Jacob van Dijk. “Het lage statusprobleem van het onderwijs ligt aan het grote aantal vrouwen”, stak van Dijk van wal. Het is immers een “sociologisch feit” dat de status van een beroepsgroep afneemt met een toename van het aantal vrouwelijke werknemers, aldus het Tweede Kamerlid. De oplossing voor het statusprobleem is een simpele: meer mannen, minder vrouwen in het onderwijs. Dan wordt het onderwijs vanzelf een aantrekkelijkere sector om te werken. Om zijn punt kracht bij te zetten, voegde hij aan deze wijsheid een persoonlijke anekdote toe: “Ik heb zelf ook drie terroristjes rondlopen thuis..”, ik meen dat hij doelde op zijn (christenfundamentalistische?) kinderen, “..en daar valt geen orde bij te houden op school - als de juf voor de klas staat”. “Maar als er een keer een (inval)meester komt... dan luisteren ze als schapen”. ‘Zo simpel is het’, straalde hij met zijn glimlach uit.

Ik kon het niet laten om te opperen: “Misschien ligt het aan de opvoeding van uw kinderen”. Mijn opmerking werd mij niet in dank afgenomen. Kort hierna verliet Jan Jacob van Dijk de borrel. Ik richtte mij tot de rest van het gezelschap en verzekerde mij van het feit dat ik zijn woorden goed had gehoord en juist had geïnterpreteerd. Ook werd mij bevestigd dat de heer van Dijk lid is van de Tweede Kamer der Staten Generaal en Nederlands volksvertegenwoordiger voor het Christendemocratisch Appèl. Daarbij werd mij verteld dat de heer van Dijk professor is aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, om precies te zijn: bijzonder hoogleraar christelijk sociaal denken.

Inhoudelijk wil ik weinig woorden kwijt aan wat professor van Dijk mij aan wijsheden heeft onderwezen. Het enige waar ik op in wil gaan is het “sociologisch feit” dat hij noemde. Hoewel ik nog lang geen professor ben, kan ik als student sociologie twee pijnpunten aanwijzen in zijn verhaal. Ten eerste maakt van Dijk een grove denkfout (de wetenschappelijke term is ecological fallacy) als hij de lage status van een beroepsgroep projecteert als een eigenschap van de individuele werknemers, de vrouwen. Ten tweede heeft hij wel een heel merkwaardig beeld van de sociologie. Als er immers één ding is wat “sociologisch” vaststaat is dat wel dat zaken als aanzien en status sociaal-bemiddeld zijn, d.w.z. dat het dingen zijn die worden bepaald door sociale processen van meningsvorming en beïnvloeding. Status is verre van statisch, zoals de heer van Dijk met zijn ‘oplossing’ lijkt te impliceren. Een meer “sociologische” oplossing voor het statusprobleem zou gezocht moeten worden in het aantrekkelijker maken van het beroep docent in materiële en professionele zin. Het is de wereld op zijn kop om vrouwen de schuld te geven van het lage aanzien van het docentschap.

Wat later, thuisgekomen, reflecteerde ik op hetgeen ik deze middag had meegemaakt. Iemand had publiekelijk een sterk seksistisch wereldbeeld ten toon gespreid. Geen nobody, maar een lid van de Tweede Kamer. Geen domoor, maar een professor. Geen buitenbeentje van de SGP, maar een gerespecteerde CDA’er. Ik stond perplex. Is dit nu ‘christelijk sociaal denken’ ?