Marktdenken

(onderstaande is een reactie op Jaap Dronkers in Het Betoog, zaterdag 28 januari 2006)



Er is de laatste tijd veel te doen geweest over onderwijs. Een ieder had wel wat te klagen, maar oplossingen bleven uit. Met plezier vernam ik dan ook het onderwerp van het eerste artikel in de reeks De Sociale Agenda. Er zouden oplossingen geboden worden en niet door de minste denkers. Jaap Dronkers, een autoriteit op het gebied van de onderwijssociologie zou zijn licht laten schijnen op onderwijs. Mijn hoop was groot. Ik kwam bedrogen uit.

Want wat stelt Dronkers voorop in zijn oplossing voor de geconstateerde problematiek? Concurrentie. In de uitgebreide versie van zijn betoog, schrijft hij:

Essentieel voor het bestaan van die concurrentie tussen scholen is het bestaan van meerdere aanbieders van hetzelfde onderwijs. Als in een regio feitelijk maar één aanbieder van een bepaald onderwijstype aanwezig was, was de effectiviteit van de scholen in die regio lager.

Het is een trend die ik de laatste tijd vaak waarneem. Hoe geven we een extra impuls aan de energievoorziening? Hoe zorgen we dat treinen rijden zonder vertraging? Hoe garanderen we goede medische zorg voor alle burgers? Het antwoord: we laten het over aan de markt. Toegepast op het onderwijs leidt dit tot de volgende denkbeelden: onderwijs als markt, de school als onderwijsfabriek of leerwinkel, de student als consument.

Ook ik heb mijn portie Adam Smith gehad (Ik heb het over zijn standaardwerk An Inquiry into the Nature And Causes of the Wealth of Nations uit 1776). De bakker bakt het brood, de boer bebouwt het land, de slager slacht het vlees. Waarom? Niet omdat ze jou van voeding willen voorzien, maar omdat ze geld willen verdienen. Zij realiseren het aanbod, zij voorzien in de vraag. In Smiths' woorden:

"It is not from the benevolence of the butcher, the brewer, or the baker that we expect our dinner, but from their regard to their self-love, and never talk to them of our own necessities but of their advantages."

Adam Smith had natuurlijk gelijk: we leven niet op een aardbol gevuld met medemenslievende altruïsten. Zijn mensbeeld is cynisch, maar waar. Deze gedacht is momenteel zo wijdverbreid dat de overheid haar beleid er van afleidt. Voor een deel gaat dat goed: neem bijvoorbeeld de privatisering van de postmarkt of de telefonie. Voor een deel gaat dat niet zo goed: werp een blik op je zorgpolis. Willen we geen blind beleid maken, dan moeten we lering trekken uit onze ervaringen. En wat leren die ons? Sommige zaken kan je maar beter niet over laten aan de markt.

Ook het hoger onderwijs valt ten prooi aan dit marktdenken. Onder het mom van een ‘terugtredende overheid’ draagt de staatssecretaris van onderwijs zo veel mogelijk over aan de markt. De bekostiging van hogescholen en universiteiten wordt gekoppeld aan het aantal ingeschreven studenten. Om hoofd te bieden aan deze onzekere financiële, zetten de onderwijsinstellingen alles op alles om studenten binnen te halen. In de ogen van de staatssecretaris zal deze concurrentie ertoe leiden dat instellingen elkaar aftroeven op basis van de kwaliteit van het aangeboden onderwijs: de een heeft zijn zaakjes nóg beter op orde dan de ander.

Helaas, de praktijk is anders. Wie de jaarlijkse studiebeurs, gehouden in de jaarbeurs te Utrecht, binnenloopt krijgt hier een duidelijk beeld van. De circa 88,000 bezoekers van deze beurs worden overgoten met flitsend neonlicht, overspoeld met gratis prullaria en overdonderd door hitsige promotiemedewerkers. De werkelijkheid van concurrentie is er geen van kwaliteit maar van reclame, marketing en propaganda. Het kabinet spreekt over een ‘terugtredende overheid’, ik noem het weglopen. Het wordt tijd dat de overheid haar verantwoordelijkheid neemt.

(een bewerking van dit artikel verscheen eerder in de Volkskrant)

Helderheid



Staatssecretaris Rutte noemt het transparancy, wij noemen het helderheid. Studenten moeten kunnen zien waarvoor en waartussen ze mogen kiezen. Dit alles in het kader van een beter afgewogen studiekeuze. Om die keuze mogelijk te maken hebben we een heus studiekeuzeportal opgericht. Zal daar gebruik van worden gemaakt? Even recapituleren hoe ik zelf heb gekozen, een paar jaar geleden.
Braaf als ik was, ben ik reeds in de vierde klas van de middelbare school gaan nadenken over wat ik later zou gaan studeren. Ik woonde in Amsterdam, dus had de keuze uit twee universiteiten: de VU en de UvA. Dat er meer steden waren in Nederland, kwam ik pas later achter. Dat er meer dan honderd hbo- en mbo-opleidingen worden aangeboden in Amsterdam, moest ik niets van weten.
Na wat rondvragen en -kijken viel ook al snel de VU af. Waarom? De VU had een lelijk gebouw dat zich bevond in een buitenwijk van Amsterdam. Toen was het zaak een opleiding te kiezen. Op basis van wat informatie op de website, een voorlichtingsbijeenkomst en een dagje proefstuderen viel de uiteindelijke keuze.

Was dat een gewogen beslissing? Ik denk het niet. Nu wil ik niet beweren dat je niet mag meewegen hoe en waar je school of universiteit is gelegen, hoe het studentenleven is en hoe het aanvoelt. Ik heb in mijn keuze echter een paar opties over het hoofd gezien en ik vermoed dat ik daarin niet de enige ben.
We moeten als scholieren bewuster omgaan met de keuze van onze vervolgopleiding. Nederland heeft een schatrijk aanbod van bachelor-, master- en mbo-opleidingen, maar slechts een enkeling is zich er bewust van. Je verwacht toch iets meer interesse van studenten voor hetgeen ze zich voor 3, 4 of zelfs 6 jaar aan verbinden?
Dit vereist zowel de inzet van de middelbare school als een mentaliteitsverandering van de leerling. Scholieren moeten intensief worden begeleid bij hun studiekeuze, geprikkeld worden door de mogelijkheden die ze geboden worden en aangesproken door rolmodellen van hun studierichting.

Ook Rutte heeft hier een rol in. Want áls een scholier de moeite neemt om op zoek te gaan, zorg er dan ook voor dat hij vindt wat hij zoekt. De staatssecretaris kan erop toe zien dat (hoge)scholen en universiteiten objectieve informatie geven en eerlijk, helder zijn in hun communicatie. Het moet afgelopen zijn met de inhoudsloze promotiespotjes, aanlokkelijke goodies om de aankomende student mee te verleiden en peperdure imagocampagnes waaraan het halve onderwijsbudget opgaat. Tót die tijd hebben wij de Carrièrebeurs.


(deze column verscheen eerder in Memory Magazine)