
Hoewel ik er nooit in geloofde, wordt het me tijdens mijn verblijf in Berkeley steeds duidelijker dat er iets is dat Europeanen met elkaar delen. Zijn het verheven waarden als tolerantie en verdraagzaamheid? Of is het platte afkeer van Amerikaanse fakeheid, hoogmoed en patriotisme? Misschien is het juist onze verdeeldheid en verscheidenheid: de tachtig talen, onze geschiedenis van strijd, nijd en de vele oorlogen. Wat het ook moge verklaren, het resultaat is een gedeeld kader.
Ik merk het in de dagelijkse omgang met studenten en staf. Ik voel het in de ongeschreven normen van de interactie – kijk je iemand aan of niet; op welke afstand blijf je staan; groet je met kus, hand of handgebaar. Contact met Europeanen gaat gemakkelijk en gesmeerd. Praten met Amerikanen leidt (na 4 maanden!) nog regelmatig tot onbegrip, ongemak en – gelukkig – tot hilariteit.
Nu de vraag voorligt wie het gezicht van Europa moet worden, doe ik graag de volgende suggesties voor het smeden van ons boegbeeld. 1. Geen consensus. Consensus leidt tot concessies en tot ‘veilige keuzes’. ‘Degelijke’ en/of ‘betrouwbare’ kandidaten moeten gemeden worden; die twee woorden staan synoniem voor karakterloos. 2. Kleurrijke kandidaat. Mits aan de eerste suggestie gehoor wordt gegeven, heeft deze suggestie inhoud: geen excuustruus of ‘wereldburger’, maar iemand met een roerig verleden, wilde ervaring, een kleurrijk leven. 3. Brood en spelen: de enige oplossing voor de politieke stroperigheid en publieke onderbuikgevoelens. Een leider moet niet leiden, maar afleiden. Jaloersmakend extravert, jeukend irritant of stuitent arrogant – alles beter dan onopvallend.